Het orgaan Wettelijke basis Budget
Het orgaan
Het Onderzoeksorgaan is een instantie die werd opgericht om veiligheidsonderzoeken uit te voeren na een spoorwegongeval of -incident. Het Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor (OOIS) is functioneel onafhankelijk van de Veiligheidsinstantie, van elk orgaan voor spoorwegregelgeving of elke andere instantie waarvan de belangen in strijd zouden kunnen zijn met de onderzoeksopdracht.
De beslissing om een onderzoek te openen wordt op autonome wijze genomen afhankelijk van diverse criteria, met name afhankelijk van de omstandigheden of omdat het een mogelijkheid biedt om de veiligheid te verbeteren.
De onderzoeken worden geleid door de onderzoekers van het OOIS met ondersteuning door externe experten naargelang de vereiste competenties. De onderzoeken zijn ook zo open mogelijk en in dit verband worden de bij de veiligheid betrokken actoren van bij het begin van het onderzoek geïnformeerd zodat zij onmiddellijke maatregelen kunnen nemen of maatregelen kunnen plannen indien dit noodzakelijk blijkt.
Het OOIS is hiërarchisch onafhankelijk van de Minister van Mobiliteit, van de FOD Mobiliteit en Vervoer, van de Veiligheidsinstantie, …
Wettelijke basis
De Europese Richtlijn 2004/49 ligt aan de grondslag van de oprichting van een onafhankelijk orgaan dat instaat voor het onderzoek naar de ongevallen en incidenten op het spoor, met als doel de veiligheid te verbeteren. Deze richtlijn werd omgezet naar Belgisch recht in de vorm van een wet en twee uitvoeringsbesluiten.
Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex
Hoofdstuk 6 van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex betreft:
- de aanwijzing van een onderzoeksorgaan (Sectie 1 – Art. 110)
- de taken (Sectie 2 – Art. 111-112)
- de bevoegdheden (Sectie 3 – Art. 113-114 )
- het onderzoek (Sectie 4 – Art. 115-119)
- de besluiten en verslagen (Sectie 5 – Art. 120-122 )
- het Europees overleg (Sectie 6 – Art. 123-124 )
De Spoorcodex voorziet in de gedeeltelijke omzetting van:
- de richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen, zoals gewijzigd door de richtlijn 2016/882 van de Commissie van 1 juni 2016 tot wijziging van richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de taalvereisten;
- de richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte;
- de richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie;
- de richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor.
De Spoorcodex is niet van toepassing op:
- spoorweginfrastructuren in particuliere eigendom en enkel op deze infrastructuren gebruikte voertuigen die uitsluitend door hun eigenaar voor eigen goederenvervoer worden gebruikt;
- spoorwegnetten die functioneel gescheiden zijn van de rest van het spoorwegsysteem en uitsluitend bestemd zijn voor de exploitatie van lokale, stedelijke of voorstedelijke diensten voor reizigers- en goederenvervoer;
- spoorwegen met een patrimoniaal, museum- en toeristisch karakter die over hun eigen spoorwegnetten beschikken, met inbegrip van de werkplaatsen, de voertuigen en het personeel waarvan de activiteiten beperkt zijn tot deze netten en lijnen;
- met uitzondering van de artikelen 74, 12° en 82, op metro- en tramsystemen en andere systemen voor stadsvervoer en regionaal spoorwegvervoer door middel van light rail of andere spoorgebonden modi, voor zover die systemen geen gebruik maken van het Belgische spoorwegnet.
Koninklijk besluit van 16 januari 2007
Dit koninklijk besluit strekt tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.
In hoofdstuk 3 bepaalt het de autonomie waarover het OO beschikt om te beslissen over het openen van een onderzoek, het ter plaatse gaan en de omvang van een onderzoek.
Het geeft aan dat de leden van het OO over een legitimatiekaart beschikken en dat de houder van deze kaart de bevoegdheden vermeld in artikel 113 van de Spoorcodex bezit.
Koninklijk besluit van 22 juni 2011
Het koninklijk besluit van 22 juni 2011 wijst het Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor (OOIS) aan.
Dit besluit strekt tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.
Artikel 4 stelt dat de hoofdonderzoeker en de adjunct-onderzoeker geen enkele band mogen hebben met de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen (DVIS) of met welke spoorweginstelling dan ook of elke andere instelling waaruit een belangenconflict bij een onderzoek zou voortvloeien.
Budget
De oprichting van een organiek begrotingsfonds bij artikel 4 van de programmawet van 23 december 2009 waarborgt de financiële autonomie van het Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor.
De ontvangsten bestaan uit de bijdragen gestort door de infrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen voor de werkingskosten van het OOIS.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van het jaarlijkse budget van het OOIS.
Het jaarlijks budget wordt opgemaakt door de hoofdonderzoeker in samenwerking met het departement Budget en Beheerscontrole. De hoofdonderzoeker mag diverse uitgaven goedkeuren binnen bepaalde financiële grenzen, mag contracten afsluiten, … overeenkomstig het ministerieel besluit van 4 oktober 2011 ter bepaling van de bevoegdheden in financiële aangelegenheden die aan de hoofdonderzoeker worden gedelegeerd.